Ainsi (mal) posé par les parties, le débat amena le tribunal, manifestement mal à l'aise devant les conséquences de l'interprétation nouvelle défendue devant lui, à soumettre la question préjudicielle suivante à la Cour d'arbitrage: « L'article 46 de la loi du 8 août 1997, interprété comme autorisant un curateur à déroger à la loi du 30 avril 1951 sur les baux commerciaux en ne respectant pas les conditions fixées par cette loi pour pouvoir mettre fin au bail qui lie le failli au preneur, viole-t-il ou non les articles 10 et 11 de la Constitution ?
De rechtbank was duidelijk niet gerust over de gevolgen van deze nieuwe interpretatie en heeft de volgende prejudiciële vraag voorgelegd aan het Arbitragehof : « Schendt artikel 46 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, in die zin geïnterpreteerd dat het een curator toestaat af te wijken van de wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten, waarbij de bij die wet bepaalde voorwaarden om een einde te kunnen maken aan de huurovereenkomst die de gefailleerde aan de huurder bindt, niet worden nageleefd, al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?