12. considère approprié que, dans l'intérêt d'une bonne administration de la justice et sans préjudice de l'article 36, paragraphe 2, de la CEDH, dans toute affaire devant la Cour européenne des droits de l'Homme susceptible de soulever une question concernant le droit
de l'Union, dirigée contre un État membre, l'Union puisse intervenir en qualité de codéfenderesse et que dans toute affaire dirigée contre l'Union dans les mêmes conditions, tout État membre puisse intervenir comme codéfendeur; cette possibilité doit se définir au moyen des dispositions incluses dans le traité d'adhésion d
e façon claire mais ...[+++]aussi suffisamment large;
12. acht het in het belang van een goede rechtsbedeling en onverminderd artikel 36, lid 2, van het EVRM gepast dat de Unie in elke zaak tegen een lidstaat die dient voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en die als inzet een kwestie betreffende het recht van de Europese Unie heeft, als medeverweerder mag optreden en dat elke lidstaat in elke tegen de Unie onder dezelfde omstandigheden gerichte zaak, als medeverweerder mag optreden; in deze mogelijkheid moet op duidelijke, maar ook voldoende ruime wijze worden voorzien door de bepalingen in het toetredingsverdrag;