4° fiabilité : être capable d'agir à partir des codes d'intégrité, de minutie, d'objectivité, d'égalité de traitement, d'exactitude et de transparence sur la base des principes de base, des normes sociales et éthiques (diversité, protection de l'environnement,.).
4° betrouwbaarheid : kunnen handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg..).