Art. 10. Par dérogation à l'article 1 de l'arrêté royal du 17 jui
n 1994 relatif à la tenue d'un registre de présence, les employeurs visés à l'article 9 sont dispensés de l'obligation de tenir le registre de pr
ésence et le carnet individuel de présence tel que déterminé par nous en vertu de l'article 4, § 2, de l'arrêté royal n° 5 du 23 octobre 1978 relatif à la tenue des documents sociaux, à condition que les données relatives aux travailleurs qui doivent figurer dans le registre de présence et le carnet individuel de présence, et v
...[+++]isées au chapitre II de l'arrêté royal du 5 novembre 2002 instaurant une déclaration immédiate de l'emploi, en application de l'article 38 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions, soient communiquées à l'institution chargée de la perception des cotisations de sécurité sociale, conformément aux dispositions prévues dans ce même arrêté.Art. 10. In afwijking van artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister worden de werkgevers bedoeld in artikel 9 vrijgesteld van de verplichting het aanwezigh
eidsregister en het individueel aanwezigheidsboekje bij te houden zoals door Ons bepaald krachtens artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, op voorwaarde dat de gegevens betreffende de werknemers die in het aanwezigheidsregister moeten vermeld worden, en bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van
...[+++] een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, werden medegedeeld aan de instelling, die belast is met de inning van de socialezekerheidsbijdragen, overeenkomstig de nadere regelen bepaald in datzelfde besluit.