Par contre, selon le paragraphe 15, un État partie reste libre de refuser de donner suite à une demande d'extradition lorsqu'il a des raisons sérieuses de penser que la demande a été présentée aux fins de poursuivre ou de punir une personne en raison de son sexe, de sa race, de sa religion, de sa nationalité, de son origine ethnique ou de ses opinions politiques.
Naar luid van het vijftiende lid kan een Staat die partij is daarentegen weigeren een verzoek om uitlevering in te willigen indien hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat het verzoek is ingediend met het oog op de vervolging of de bestraffing van een persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, nationaliteit, etnische herkomst of politieke overtuiging.