Uit de uiteenzetting van de middelen in het verzoekschrift tot vernietiging dat werd ingediend in de zaak nr. 4846, blijkt dat de middelen van dat beroep slechts gericht zijn tegen het tweede lid van artikel 21octies, § 2, van de wet van 9 juli 1975, de eerste vier paragrafen van artikel 138bis -4 van de wet van 25 juni 1992, artikel 3, § 2, eerste en tweede lid, van de wet van 20 juli 2007 - respectievelijk ingevoegd bij de artikelen 12, 6 en 13 van de wet van 17 juni 2009 -, en tegen artikel 15 van de wet van 17 juni 2009.
Aus der Darlegung der Klagegründe in der Nichtigkeitsklageschrift in der Rechtssache Nr. 4846 geht hervor, dass die Klagegründe nur gegen Absatz 2 von Artikel 21octies § 2 des Gesetzes vom 9. Juli 1975, die ersten vier Paragraphen von Artikel 138bis -4 des Gesetzes vom 25. Juni 1992, Artikel 3 § 2 Absätze 1 und 2 des Gesetzes vom 20. Juli 2007 - eingefügt durch die Artikel 12, 6 beziehungsweise 13 des Gesetzes vom 17. Juni 2009 - und gegen Artikel 15 des Gesetzes vom 17. Juni 2009 gerichtet sind.