26. veroordeelt het besluit van het Turkse Constitutionele Gerechtshof om de HADEP te verbieden en beveelt aan dit besluit te herzien; is van oordeel dat dit verbod in strijd is met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat het een schending vormt van de elementaire rechten op vrijheid van meningsuiting en vergadering; is van oordeel dat de vervolging van politieke partijen zoals de HADEP en de DEHAP, waartegen ook een rechtszaak is geopend om hen te verbieden, strijdig is met de grondbeginselen van de democratie;
26. verurteilt die Entscheidung des türkischen Verfassungsgerichts, die HADEP zu verbieten, und empfiehlt die Überprüfung dieser Entscheidung; ist der Auffassung, dass dieses Verbot im Widerspruch zur Europäischen Menschenrechtskonvention und der Charta der Grundrechte der Europäischen Union steht sowie das elementare Recht auf Meinungs- und Versammlungsfreiheit verletzt; ist der Auffassung, dass die Verfolgung politischer Parteien wie der HADEP und der DEHAP, gegen die gleichfalls ein Verbotsverfahren eingeleitet worden ist, im Widerspruch zu demokratischen Grundprinzipien steht;