Met zijn eerste twee prejudiciële vragen ondervraagt de verwijzende rechter het Hof over de bestaanbaarheid van artikel 103 van de in het geding zijnde wet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 94 ervan, met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Mit seinen ersten zwei präjudiziellen befragt der vorlegende Richter den Hof nach der Vereinbarkeit von Artikel 103 des fraglichen Gesetzes, gegebenenfalls in Verbindung mit dessen Artikel 94, mit den Artikeln 12 und 14 der Verfassung, in Verbindung mit Artikel 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention.