Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "94 heeft geoordeeld " (Nederlands → Duits) :

Het Hof heeft geoordeeld dat die bepaling een standstill -verplichting impliceert die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang (arresten nrs. 135/2006, 137/2006, 145/2006, 87/2007, 114/2008, 121/2008, 94/2010, 113/2010, 2/2011 en 22/2011).

Der Hof hat geurteilt, dass diese Bestimmung eine Stillhalteverpflichtung beinhaltet, die verhindert, dass der zuständige Gesetzgeber das Schutzniveau, das durch die geltenden Rechtsvorschriften geboten wurde, in erheblichem Masse herabsetzt, ohne dass es hierfür Gründe gibt, die mit dem Gemeinwohl zusammenhängen (Urteile Nrn. 135/2006, 137/2006, 145/2006, 87/2007, 114/2008, 121/2008, 94/2010, 113/2010, 2/2011 und 22/2011).


Het Hof heeft geoordeeld dat die bepaling een standstill -verplichting impliceert die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang (arresten nrs. 135/2006, 137/2006, 145/2006, 87/2007, 114/2008, 121/2008, 94/2010, 113/2010 en 2/2011).

Der Hof hat geurteilt, dass diese Bestimmung eine Stillhalteverpflichtung beinhaltet, die verhindert, dass der zuständige Gesetzgeber das Schutzniveau, das durch die geltenden Rechtsvorschriften geboten wurde, in erheblichem Masse herabsetzt, ohne dass es hierfür Gründe gibt, die mit dem Gemeinwohl zusammenhängen (Urteile Nrn. 135/2006, 137/2006 145/2006, 87/2007, 114/2008, 121/2008, 94/2010, 113/2010 und 2/2011).


Er zij ook aan herinnerd dat het Gerecht in zijn arrest in de gevoegde zaken T-163/94 en T-165/94 (9) heeft geoordeeld dat zelfs de minder stringente termijn die van toepassing was in de oude basisverordening niet langer dan redelijk verlengd kon worden en een onderzoek van meer dan drie jaar te lang was.

Ferner kam das Gericht in seinem Urteil in den verbundenen Rechtssachen T-163/94 und T-165/94 (9) zu dem Schluss, dass auch die nach der alten Grundverordnung geltende weiche Frist nur in vertretbaren Grenzen verlängert werden könne und dass eine Untersuchungsdauer von mehr als drei Jahren zu lang sei.


13 Aangaande het vierde middel ten slotte, te weten schending van artikel 73 van verordening nr. 40/94, heeft het Gerecht in de punten 103 tot en met 105 van het bestreden arrest geoordeeld dat aan de kamer van beroep niet kon worden verweten dat zij haar beslissing had gefundeerd op gronden waarover rekwirante geen standpunt had kunnen innemen, aangezien de onderzoeker in zijn beslissing reeds had geoordeeld dat „[u]it verzoeksters omzetcijfer niet [kan] worden afgeleid dat de consument de snoepjes [herkent] aan de verpakking ervan e ...[+++]

13 Zum vierten Klagegrund eines Verstoßes gegen Artikel 73 der Verordnung Nr. 40/94 schließlich hat das Gericht insbesondere in den Randnummern 103 bis 105 des angefochtenen Urteils ausgeführt, es könne der Beschwerdekammer nicht zur Last gelegt werden, dass sie ihre Entscheidung auf Gründe gestützt hätte, zu denen die Rechtsmittelführerin nicht habe Stellung nehmen können, denn schon der Prüfer habe in seiner Entscheidung erklärt, es könne aus „dem von der Beschwerdeführerin angegebenen Umsatz . nicht geschlossen werden, dass der Verbraucher die Bonbons an deren Verpackung erkennt und mit einem einzigen Geschäftsbetrieb assoziiert“, und ...[+++]


11 Aangaande het tweede middel, te weten schending van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94, heeft het Gerecht in de punten 82 tot en met 89 van het bestreden arrest geoordeeld dat rekwirante met name om de volgende redenen niet heeft aangetoond dat het aangevraagde merk in de gehele Gemeenschap onderscheidend vermogen door het gebruik heeft verkregen in de zin van deze bepaling:

11 Zum zweiten Klagegrund eines Verstoßes gegen Artikel 7 Absatz 3 der Verordnung Nr. 40/94 hat das Gericht in den Randnummern 82 bis 89 des angefochtenen Urteils festgestellt, die Rechtsmittelführerin habe nicht nachgewiesen, dass die Anmeldemarke in der gesamten Gemeinschaft im Sinne dieser Bestimmung Unterscheidungskraft durch Benutzung erworben habe. Dazu hat das Gericht ausgeführt:


10 Aangaande het eerste middel, te weten schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94, heeft het Gerecht in de punten 55 tot en met 62 van het bestreden arrest geoordeeld dat de kamer van beroep om de volgende redenen terecht had geconcludeerd dat het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen mist in de zin van deze bepaling:

10 Zum ersten Klagegrund eines Verstoßes gegen Artikel 7 Absatz 1 Buchstabe b der Verordnung Nr. 40/94 hat das Gericht in den Randnummern 55 bis 62 des angefochtenen Urteils festgestellt, dass die Beschwerdekammer eine Unterscheidungskraft der Anmeldemarke im Sinne dieser Bestimmung zu Recht verneint habe. Das Gericht hat dies wie folgt begründet:


12 Aangaande het derde middel, te weten schending van artikel 74, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 40/94, heeft het Gerecht geoordeeld dat de kamer van beroep deze bepaling niet had geschonden om de reden die is aangegeven in punt 58 van het bestreden arrest, waarin wordt verwezen naar punt 95 van datzelfde arrest:

12 Zum dritten Klagegrund eines Verstoßes gegen Artikel 74 Absatz 1 Satz 1 der Verordnung Nr. 40/94 hat das Gericht in Randnummer 58 des angefochtenen Urteils – auf die dessen Randnummer 95 verweist – festgestellt, dass die Beschwerdekammer aus folgendem Grund nicht gegen diese Bestimmung verstoßen habe:


63 Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, is in deze omstandigheden het criterium dat geen merken kunnen worden ingeschreven die gewoonlijk in de handel kunnen worden gebruikt voor de voorstelling van de betrokken waren of diensten, relevant in het kader van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, maar is dit niet het criterium aan de hand waarvan artikel 7, lid 1, sub b, moet worden uitgelegd (reeds aangehaalde arresten SAT.1/BHIM, punt 36, en BioID/BHIM, punt 62).

63 Wie der Gerichtshof bereits festgestellt hat, ist dabei das Kriterium, wonach Marken, die im geschäftlichen Verkehr gewöhnlich für die Präsentation der betreffenden Waren oder Dienstleistungen verwendet werden können, nicht eintragungsfähig sind, im Rahmen von Artikel 7 Absatz 1 Buchstabe c der Verordnung Nr. 40/94 relevant, ist aber nicht dasjenige, das für die Auslegung des Buchstabens b dieser Vorschrift gilt (Urteile SAT.1/HABM, Randnr. 36, und BioID/HABM, Randnr. 62).


Zoals het Hof al in de arresten nrs. 21/94, 53/94 en 64/94 heeft geoordeeld, is het immers niet discriminerend de plaatsvervangende rechters die in functie waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 1991, vrij te stellen van het bekwaamheidsexamen omdat hun aanwervingsvoorwaarden op dat ogenblik dezelfde waren als die voor de werkende magistraten die werden geacht geslaagd te zijn voor het bekwaamheidsexamen.

Wie der Hof bereits in seinen Urteilen Nrn. 21/94, 53/94 und 64/94 festgehalten hat, ist es nämlich nicht diskriminierend, die stellvertretenden Richter, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des Gesetzes vom 18. Juli 1991 im Amt waren, von der Eignungsprüfung freizustellen, da ihre Anwerbungsbedingungen damals die gleichen waren wie für die effektiven Magistrate, bei denen davon ausgegangen wurde, dass sie die Eignungsprüfung bestanden hatten.


De nieuwe elementen van de huidige prejudiciële vraag bestaan hieruit dat : a) bijkomend moet worden getoetst aan artikel 23 van de Grondwet en b) het huidige artikel 57, § 2, van de O.C. M.W.-wet afgewezen asielzoekers met een uitvoerbaar uitwijzingsbevel beoogt, terwijl het Hof in zijn arrest nr. 51/94 heeft geoordeeld over een maatregel die afgewezen asielzoekers, in het bezit gesteld van een definitief uitwijzingsbevel, beoogde.

Die neuen Elemente der heutigen präjudiziellen Frage bestünden darin, dass (a) die Kontrolle zusätzlich anhand des Artikels 23 der Verfassung durchgeführt werden müsse und (b) der heutige Artikel 57 § 2 des ÖSHZ-Gesetzes abgewiesene Asylbewerber mit einer vollstreckbaren Ausweisungsanweisung im Auge habe, während der Hof in seinem Urteil Nr. 51/94 über eine auf abgewiesene Asylbewerber, denen eine definitive Ausweisungsanweisung zugestellt worden sei, abzielende Massnahme geurteilt habe.




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'94 heeft geoordeeld' ->

Date index: 2021-09-08
w