Vertaling van "Agrarische beroepsbevolking " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

agrarische beroepsbevolking [ actieve agrarische bevolking ]
landwirtschaftliche Erwerbsbevölkerung [ landwirtschaftliche Erwerbsperson ]

agrarische beroepsbevolking
Landwirtschaftliche Erwerbsbevölkerung

beroepsbevolking [ arbeidsaanbod ]
Erwerbsbevölkerung [ Erwerbsperson ]

afhankelijke beroepsbevolking | beroepsbevolking in loondienst
unselbständige Erwerbspersonen | unselbständige Erwerbstätige

actieve bevolking | beroepsbevolking | gehele beroepsbevolking
gesamte erwerbstätige Bevölkerung | Gesamtheit der Berufstätigen | Gesamtheit der berufstätigen Bevölkerung

werkende beroepsbevolking
erwerbstätige Bevölkerung

beroepsbevolking
Erwerbsbevölkerung

agrarisch gebied
landwirtschaftliches Gebiet

agrarisch onderwijs
Landwirtschaftsunterricht

landbouwpersoneel managen | leiding geven aan landbouwpersoneel | agrarisch personeel managen | leiding geven aan agrarisch personeel
landwirtschaftliche Mitarbeiter/Mitarbeiterinnen leiten | landwirtschaftliches Personal leiten

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

K. overwegende dat de meerderheid van de mensen die wereldwijd in extreme armoede leven vrouwen en meisjes zijn, dat vrouwen in de mondiale landbouwproductie een zeer belangrijke rol spelen en 43 % van de agrarische beroepsbevolking in ontwikkelingslanden uitmaken, maar minder dan 10 % van de grond in eigendom hebben;
K. in der Erwägung, dass Frauen und Mädchen weltweit die Mehrheit der Menschen stellen, die in extremer Armut leben; in der Erwägung, dass Frauen in der weltweiten Agrarproduktion eine sehr wichtige Rolle spielen und 43 % der Arbeitskräfte in der Landwirtschaft in Entwicklungsländern ausmachen, jedoch weniger als 10 % des Landes besitzen;

3. is van oordeel dat de ZOM-landen door betere toegang tot de EU-markt meer profijt kunnen trekken van een deel van hun landbouwproductie via groei van de export; wijst er evenwel op dat de landbouw in de ZOM-landen een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking werk verschaft en voornamelijk berust op kleine bedrijven (minder dan 5 ha) met een lage productiviteit; beklemtoont dat een bruuske, algehele openstelling van de agrarische handel met de EU deze kleine bedrijven en producenten van voedingsgewassen in hun bestaan zou bedreigen, met als gevaren een verscherping van de scheefgroei tussen regio's (verdere ontvolking van het platteland en trek naar steden en kustgebieden) en het loslaten van een multifunctionele landbouw ten gunste van winstgevende teelten die veelal niet passen bij de bodemgesteldheid en de watervoorraden van deze landen;
3. vertritt die Auffassung, dass die südlichen und östlichen Mittelmeerländer durch verbesserten Zugang zum Gemeinschaftsmarkt einen Teil ihrer landwirtschaftlichen Erzeugnisse durch eine Erhöhung der Ausfuhren aufwerten könnten; erinnert jedoch daran, dass in den südlichen und östlichen Mittelmeerländern ein erheblicher Teil der erwerbstätigen Bevölkerung im Agrarsektor beschäftigt ist und dass sich dieser Sektor hauptsächlich auf landwirtschaftliche Kleinbetriebe (weniger als 5 ha) stützt, die durch geringe Produktivität gekennzeichnet sind; weist nachdrücklich darauf hin, dass eine abrupte und allgemeine Öffnung des Agrarhandels mit der Europäischen Union die Existenz dieser Kleinbetriebe und der für den Eigenbedarf produzierenden Landwirte bedroht, wobei die Gefahr besteht, dass die räumlichen Ungleichgewichte zunehmen (Beschleunigung der Landflucht in die Stadt- und Küstengebiete) und eine multifunktionale Landwirtschaft zugunsten von Ertragskulturen, die häufig für die Böden und die Wasserressourcen dieser Länder nicht geeignet sind, aufgegeben wird;

(12) Overwegende dat bij de toewijzing aan de kandidaat-lidstaten van de middelen die de begrotingsautoriteit in de preambule van dit instrument heeft vastgesteld, ten volle rekening dient te worden gehouden met de nationale welvaart op basis van het bruto binnenlands product, de agrarische beroepsbevolking en de oppervlakte cultuurgrond en, zodanig, specifieke territoriale kenmerken;
(12) Für die Zuteilung der von der Haushaltsbehörde in der Präambel dieses Instruments festgelegten Beträge auf die Bewerberländer muß dem nationalen Wohlstand auf Basis des Bruttoinlandsprodukts, den in der Landwirtschaft beschäftigten Erwerbstätigen und der landwirtschaftlich genutzten Fläche sowie gegebenenfalls den Besonderheiten einzelner Gebiete Rechnung getragen werden.