De bepaling die is ingevoerd in artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 maart 1996 houdende de statuten van het Interventiefonds, die door de verzoekende partij worden betwist, wordt harerzijds als volgt verantwoord : vóór de hervorming van 6 april 1995 leidde het verlies van het statuut van beursvennootschap vrijwel ipso facto tot de vereffening van de vennootschap; sedert 1 januari 1996 kan de beursvennootschap van statuut veranderen, bijvoorbeeld om kredietinstelling te worden, en terzelfder tijd beleggingsactiviteiten blijven uitoefenen.
Die Bestimmung, die in Artikel 4 des königlichen Erlasses vom 22. März 1996 zur Festlegung der Satzung des Interventionsfonds eingeführt worden sei, welche von der klagenden Partei bestritten werde, werde ihrerseits folgendermassen begründet: Vor der Reform vom 6. April 1995 habe der Verlust des Status als Börsengesellschaft fast ipso facto zur Liquidation der Gesellschaft geführt; seit dem 1. Januar 1996 könne die Börsengesellschaft einen anderen Status annehmen, etwa um sich in eine Kreditanstalt umzuwandeln, und gleichzeitig weiterhin Anlagetätigkeiten ausüben.