8. merkt echter op dat het vrijwillige karakter van mobiliteit in stand moet worden gehouden; benadrukt dat de negatieve bijwerkingen van een grotere mobiliteit die tot een „brain drain” en „youth drain” kunnen leiden, evenals de negatieve effecten voor de gezinscohesie en voor kinderen indien een of beide ouders in het buitenland werken, op EU-niveau beter beperkt dienen te worden;
8. weist jedoch darauf hin, dass Mobilität weiterhin auf Freiwilligkeit beruhen solltе; hebt hervor, dass die negativen Begleiterscheinungen einer erhöhten Mobilität, wie etwa die Abwanderung von Fachkräften und jungen Menschen, sowie die negativen Folgen für den Familienzusammenhalt und für Kinder, wenn beide Eltern oder ein Elterteil im Ausland arbeiten, auf der Ebene der EU besser gemildert werden sollten;