Het tweede middel in de zaak nr. 5853, afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 13 en 191 van de Grondwet, is gericht tegen het bestreden artikel 14, in zoverre die bepaling alleen van de door een advocaat bijgestane verzoekers eist dat procedurestukken per elektronische post worden overgezonden onder de bij een koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden, waarbij wordt geweigerd de verzoekschriften die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een per elektronische post overgezonden afschrift, op de rol in te schrijven.
Der zweite Klagegrund in der Rechtssache Nr. 5853, der aus einem Verstoß gegen die Artikel 10, 11, 13 und 191 der Verfassung abgeleitet ist, ist gegen den angefochtenen Artikel 14 gerichtet, insofern diese Bestimmung nur von Antragstellern, denen ein Rechtsanwalt beistehe, verlange, dass Verfahrensunterlagen per elektronische Post unter den durch einen königlichen Erlass festgelegten Bedingungen übermittelt würden, wobei die Eintragung in die Liste im Falle von Antragschriften, die nicht Gegenstand einer per elektronische Post übermittelten Abschrift gewesen seien, verweigert werde.