In de memorie van toelichting van die wet wordt erop gewezen dat de kosten, de emolumenten en het ereloon van de bemiddelaar de voorrang voor gerechtskosten genieten (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/001, p. 29) en wordt aangegeven dat de tegemoetkoming van het Fonds werd opgevat als een aanvullende waarborg (ibid., p. 33), vermits de door het Fonds toegelaten uitgaven « het onbetaald gebleven saldo » van het ereloon bedoeld in artikel 20 van de wet van 5 juli 1998 betreffen (ibid., p. 29).
In der Begründung zu diesem Gesetz, in der auch bemerkt wird, dass bei den Honoraren, Gebühren und Kosten des Schuldenvermittlers der Vorrang für Gerichtskosten gilt (Parl. Dok., Kammer, 2006-2007, DOC 51-2760/001, S. 29), heisst es, dass die Beteiligung des Fonds als bezuschussungsfähige Garantie gedacht war (ebenda, S. 33), da die zulässigen Auslagen des Fonds die « Zahlung des unbezahlt gebliebenen Restbetrags » der Honorare im Sinne von Artikel 20 des Gesetzes vom 5. Juli 1998 betreffen (ebenda, S. 29).