Vanuit de gestrekte beginpositie worden beide gewrichten van de testvinger achtereenvolgend gebogen tot een hoek van 90° ten opzichte van de as van de naburige sectie van de vinger en worden zij in elke mogelijke stand gebracht.
Ausgehend von der gestreckten Anordnung sind die beiden Glieder des Prüffingers nacheinander im Winkel bis zu 90°, bezogen auf den benachbarten Abschnitt des Fingers, zu biegen und in jede mögliche Lage zu bringen.