Indien elektronische identificatiemiddelen worden gebruikt, dienen zij qua grootte en type geschikt te zijn voor het betrokken dier. Regelmatig dient te worden gecontroleerd of zij correct functioneren en/of er zich geen ongunstige reacties voordoen, bijvoorbeeld een ontsteking op de plaats van het inbrengen, neiging tot schuren of verwondingen aan de slokdarm ten gevolge van het verkeerd inbrengen van een bolus.
Wird elektronisch gekennzeichnet, so sollten Art und Größe der Kennzeichnung auf das jeweilige Tier zugeschnitten sein und das Gerät regelmäßig auf Funktionsfähigkeit und mögliche Gegenanzeigen (z B. Reaktionen und Reiben an der Injektionsstelle oder Rachentrauma infolge einer nicht korrekt durchgeführten Bolus-Einführung) hin überprüft werden.