Het opleggen van een minimale verblijfsduur van twaalf maanden aan de gezinshereniger, voordat zijn familieleden een aanvraag tot verblijf kunnen indienen, zou de bestreden bepalingen in die gevallen strijdig maken met artikel 8, eerste alinea, van de voormelde richtlijn 2003/86/EG, volgens hetwelk de lidstaten van de gezinshereniger een periode van ten hoogste twee jaar legaal verblijf op hun grondgebied mogen eisen, voordat zijn gezinsleden zich bij hem voegen.
Durch den Umstand, dass dem Zusammenführenden eine Mindestaufenthaltsdauer von zwölf Monaten auferlegt wird, bevor seine Familienangehörigen einen Aufenthaltsantrag stellen können, verstießen die angefochtenen Bestimmungen in diesen Fällen gegen Artikel 8 Absatz 1 der vorerwähnten Richtlinie 2003/86/EG, wonach die Mitgliedstaaten vom Zusammenführenden eine Frist von höchstens zwei Jahren legalen Aufenthalts auf ihrem Staatsgebiet verlangen dürfen, bevor seine Familienangehörigen ihm nachkommen.