Openingen die niet rechtstreeks toegang geven tot de laadruimte (bij voorbeeld omdat een systeem van meermalen gebogen buizen of van keerplaten is gebruikt) moeten zijn voorzien van de onder b) genoemde inrichtingen, met gaten en mazen waarvan de afmetingen echter ten hoogste 10 mm (voor metaalgaas of de metaalplaat) en 20 mm (voor het metalen traliewerk) mogen zijn.
Öffnungen, die keinen unmittelbaren Zugang zum Laderaum gestatten (z. B. bei Lüftungskanälen, die aus gebogenen Rohren bestehen oder Sperreinrichtungen besitzen), müssen mit Vorrichtungen nach Buchstabe b versehen sein, wobei aber die Loch- oder Maschenweite 10 mm (bei Drahtgeflecht oder Blech) bzw. 20 mm (bei Metallgitter) betragen darf.