4. Indien de in lid 2, onder a) en c), bedoelde officiële controles geen tekortkomingen aan het licht brengen die het vlees ongeschikt voor menselijke consumptie zouden maken, wordt het gezondheidsmerk aangebracht op als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, gekweekt wild, voor zover het andere zoogdieren dan lagomorfen betreft, en grof vrij wild, door de officiële dierenarts, onder het toezicht van de officiële dierenarts, onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts of, onder de voorwaarden van lid 3, het slachthuispersoneel.
(4) Wurden bei den amtlichen Kontrollen gemäß Absatz 2 Buchstaben a und c keine Mängel festgestellt, die das Fleisch genussuntauglich machen würden, so wird von dem amtlichen Tierarzt, unter der Aufsicht des amtlichen Tierarztes, unter der Verantwortung des amtlichen Tierarztes bzw. — unter Einhaltung der Voraussetzungen gemäß Absatz 3 — von dem Personal des Schlachtbetriebs das Genusstauglichkeitskennzeichen auf dem Fleisch von als Haustieren gehaltenen Huftieren, von Schalenwild aus Zuchtbetrieben außer Hasentieren und von großen Wildtieren angebracht.