De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepalingen de Belgische Staat niet in een gunstigere situatie plaatsen dan de andere schuldeisers, waardoor het beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers zoals dat onder meer is vastgelegd in de artikelen 8 en 9 van de hypotheekwet van 16 december 1851, in de artikelen 46 en 99 van de wet van 8 augustus 1997 of als algemeen beginsel dat uit die bepalingen voortvloeit, zou zijn geschonden.
Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob die fraglichen Bestimmungen den Belgischen Staat nicht in eine günstigere Lage versetzten als die anderen Gläubiger, so dass der Grundsatz der Gleichheit der Gläubiger, so wie er insbesondere in den Artikeln 8 und 9 des Hypothekengesetzes vom 16. Dezember 1851 und in den Artikeln 46 und 99 des Gesetzes vom 8. August 1997 verankert sei, bzw. der allgemeine Grundsatz, der sich aus diesen Bestimmungen ergebe, missachtet werde.