Voor de toepassing van deel B van bijlage V is de aanvaarde specifieke bepaalbaarheidsgrens van een afzonderlijke congeneer gelijk aan de concentratie van een analyt in een monsterextract die voor twee te meten ionen een instrumentele respons geeft met een signaal-ruisverhouding van 3:1 voor het zwakste signaal, waarbij voldaan wordt aan identificatiecriteria die zijn beschreven in bijvoorbeeld norm prEN 16215 (Diervoeders — Bepaling van dioxinen en dioxineachtige pcb's door gaschromatografie/hogeresolutiemassaspectrometrie (GC/HRMS) en van indicator-pcb's door GC/HRMS) en/of in EPA method 1613 revision B.
Für die Zwecke von Anhang V Teil B gilt als akzeptierte spezifische Bestimmungsgrenze eines einzelnen Kongeners die Konzentration eines Analyts in einem Probenextrakt, die ein Signal des Messgeräts bei zwei verschiedenen Ionen (Fragmentionen) hervorruft, die mit einem Sign
al-Rausch-Verhältnis von 3:1 bei dem weniger empfindlichen Signal verbunden sind; weiterhin müssen die Identifizierungskriterien, wie sie beispielsweise in der Norm prEN 16215 (Futtermittel — Bestimmung von Dioxinen und dioxinähnlichen PCB mittels Gaschromatografie/hochauflösende Massenspektrometrie (GC/HRMS) und von Indikator-PCB mittels GC/HRMS) und/oder in der EPA-M
...[+++]ethode 1613 Revision B beschrieben sind, erfüllt sein.