Overwegende dat de in hoofdstuk 25, punt 2.2.3.3.2, van de bijlage bij deze verordening beschreven methode voor
de analyse van het totale zwaveldioxidegehalte van w
ijn en most met een vermoedelijk gehalte van minder dan 50 mg/l een betere extractie van deze stof met zich brengt dan de in hoofdstuk 13, punt 13.4, van de bijlage bij Verordening (EEG)nr. 1108/82 beschreven methode; dat de geanalyseerde produkten daardoor een hoger gehalte aan totaal zwaveldio
xide te zien geven ...[+++], zodat zij in bepaalde gevallen, met name bij een aantal druivesappen, het voorgeschreven maximum kunnen overschrijden; dat, om moeilijkheden te voorkomen bij de afzet van druivesap dat al bereid was bij de inwerkingtreding van deze verordening en in afwachting dat de bereidingsprocédés worden aangepast met het oog op een grondiger ontzwaveling van gem
uteerde druivemost, moet worden toegestaan dat de in bovengenoemde verordening beschreve
n methode nog enige tijd verder wordt toegepast;
Die in Kapitel 25 Ziffer 2.2.3.3.2 des Anhangs dieser Verordnung beschriebene Methode zur Bestimmung des Gesamtschwefeldioxidgehaltes der Weine und Moste mit einem vermuteten Gehalt unter 50 mg/l führt zu einer besseren Freisetzung des Schwefeldioxids als die in Kapitel 13 Ziffer 13.4 im Anhang der Verordnung (EWG) Nr. 1108/82 beschriebene Bestimmungsmethode. Daraus ergeben sich bei den analysierten Erzeugnissen höhere Gesamtschwefeldioxidgehalte, die- insbesondere bei einigen Traubensäften - die vorgeschriebenen Grenzwerte überschreiten können.