« Schendt artikel 9, § 7, vierde lid, van de kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen, gecodificeerd bij koninklijk besluit van 3 augustus 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de rechtspleging van voorziening in cassatie
ingesteld tegen een tuchtbeslissing genomen door een kamer van beroep van een door die wet beheerst beroepsinstituut te onderwerpen aan de regels die van toepassing zijn in burgerlijke zaken, zodat de artikelen 478, eerste lid, en 1080 van het Gerechtelijk Wetboek, die de bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie voorschrijven, op die voorziening van toepassing zijn, terwijl ee
...[+++]n persoon die het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijke veroordeling niet aan die verplichting is onderworpen ?« Verstösst Artikel 9 § 7 Absatz 4 des durch den königlichen Erlass vom 3. August 2007 kodifizierten Rahmengesetzes über die geistigen Berufe im Dienstleistungsbereich gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er das Ver
fahren der Kassationsbeschwerde gegen einen Disziplinarbeschluss der Berufungskammer eines durch dieses Gesetz geregelten Berufsinstituts den in Zivilsachen geltenden Regeln unterwirft, so dass auf diese Kassationsbeschwerde die Artikel 478 Absatz 1 und 1080 des Gerichtsgesetzbuches, die den Beistand eines Rechtsanwalts beim Kassationshof vorschreiben, anwendbar sind, während eine strafrechtlich verurteilte Person
...[+++] nicht dieser Verpflichtung unterliegt?