Vooraleer de procedure om uit de onverdeeldheid te treden beëindigd was, is door elk van de beide samenwonenden bij dezelfde Familierechtbank een vordering ingesteld tot vaststelling van de afzonderlijke verblijfplaats, waarbij de eerste samenwonende de spoedeisendheid aanvoert en zijn vordering verantwoordt door te verwijzen naar artikel 1253ter/4, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek en de tweede samenwonende naar het in het geding zijnde artikel 1253ter/5 verwijst.
Bevor das Verfahren zur Aufhebung der Ungeteiltheit abgeschlossen war, wurde dasselbe Familiengericht von jedem der beiden Zusammenwohnenden mit einem Antrag auf Festlegung getrennter Wohnorte befasst, wobei einer die Dringlichkeit geltend machte und seinen Antrag unter Bezugnahme auf Artikel 1253ter/4 § 2 des Gerichtsgesetzbuches begründete, während der andere sich auf den fraglichen Artikel 1253ter/5 berief.