Wat betreft de door de verwijzende rechter genoemde termijn van 18 maanden na afloop waarvan recht op vakantie respectievelijk de financiële vergoeding van die rechten vervallen, wijst de advocaat-generaal erop dat een dergelijke termijn recht doet aan de beschermingsdoelstelling van de richtlijn betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd aangezien de werknemer hiermee tot tweeënhalf jaar de tijd zou hebben om zijn minimumaantal vakantiedagen over een bepaald vakantiejaar op te nemen.
Hinsichtlich der vom vorlegenden Gericht benannten Frist von 18 Monaten, nach deren Ablauf Urlaubs- bzw. Vergütungsansprüche erlöschen, weist die Generalanwältin darauf hin, dass eine solche Frist dem Schutzzweck der Richtlinie über bestimme Aspekte der Arbeitszeitgestaltung gerecht werde, da der Arbeitnehmer damit bis zu zweieinhalb Jahre Zeit hätte, seinen Mindesturlaub für ein bestimmtes Urlaubsjahr zu nehmen.