4. Indien een overeenkomstsluitende partij de secretaris-generaal van de Raad een kennisgeving doet als bedoeld in lid 3, onder b), van dit artikel, kan deze partij, zolang zij de secretaris-generaal van de Raad niet in kennis heeft gesteld van haar aanvaarding van de aanbevolen wijziging, tegen deze wijziging bezwaar aantekenen binnen een termijn van 18 maanden volgende op het verstrijken van de in lid 3 van dit artikel bedoelde periode van zes maanden.
(4) Solange eine Vertragspartei dem Generalsekretär des Rates im Anschluss an eine Mitteilung nach Absatz 3 Buchstabe b) nicht die Annahme der empfohlenen Änderung notifiziert hat, kann sie noch binnen 18 Monaten nach Ablauf der in Absatz 3 vorgesehenen Frist von sechs Monaten gegen die empfohlene Änderung Einspruch erheben.