Traduction de «aangetoond dat investeringen in sociale ondernemingen aanzienlijke besparingen » (Néerlandais → Allemand) :

Voor de impact op de gemeenschap moeten nauwkeurige en systematische metingen worden ontwikkeld, zonder dat de betrokken regels deze ondernemingen verstikken, zodat wordt aangetoond dat investeringen in sociale ondernemingen aanzienlijke besparingen en opbrengsten opleveren (bv. belastingen of creatie van banen).
Die Einführung einer strengen und systematischen – jedoch nicht mit unnötigem bürokratischem Aufwand verbundenen – Messung der von Sozialunternehmen auf die Gemeinschaft ausgehenden Wirkung ist unbedingt erforderlich, um deutlich zu machen, dass das in Sozialunternehmen investierte Geld höhere Einsparungen und Einnahmen bewirkt (z. B. Steuern und geschaffene Arbeitsplätze).

1. merkt op dat meer dan 70 % van de EU-bevolking in steden woont die circa 85 % van het bbp van de Unie voor hun rekening nemen, en dat stadsmobiliteit als factor steeds belangrijker wordt in het cohesiebeleid, als element dat wezenlijk kan bijdragen aan verstandige, duurzame en inclusieve groei; meent dat middelen uit Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), met name het EFRO, via operationele programma's moeten bijdragen aan financiering van de planning van duurzame stedelijke mobiliteit (SUMP's) voor steden en regio's in de EU, door schone en innovatieve vormen van stedelijk vervoer te stimuleren die bevorderlijk zijn voor multimodaliteit en mobiliteit in een bredere territoriale context met inbegrip van grensoverschrijdende mobiliteit; herinnert eraan dat de vervoersector, zowel stilstaand als bewegend verkeer, sterk van invloed is op de stedelijke omgeving en de levenskwaliteit van de burgers, en stelt dat een efficiënt vervoerssysteem kan worden gestimuleerd met een publiek-privaat partnerschap waarin de kosten over en weer worden gedeeld en een innovatief en efficiënt aanbestedingsstelsel tot stand kan worden gebracht, dat aanzienlijke besparingen kan opleveren en uitwisseling van kennis en ervaring tussen de verschillende instanties mogelijk maakt; wijst erop dat naleving van het partnerschapsbeginsel bij de opstelling en tenuitvoerlegging van operationele programma's belangrijk is om te kunnen zorgen voor een volledige betrokkenheid van de sociale partners, beroepsorganisaties, onderzoekcentra en ondernemingen;
1. stellt fest, dass mehr als 70 % der Bevölkerung der EU in Städten oder Großstädten leben, die etwa 85 % des BIP der EU erwirtschaften, und dass nachhaltige städtische Mobilität zunehmend an Bedeutung in der Kohäsionspolitik gewinnt, weil es sich hier um einen wesentlichen Bestandteil von Beschäftigung und von einem intelligenten, nachhaltigen und integrativen Wachstum sowie um einen Wegbereiter hierfür handelt; vertritt die Auffassung, dass die europäischen Struktur- und Investitionsfonds (ESI-Fonds) und insbesondere der Europäische Fonds für regionale Entwicklung (EFRE) im Rahmen der operationellen Programme zur Finanzierung der Pläne für eine nachhaltige urbane Mobilität für Städte und Regionen und in der EU beitragen sollten, indem mit ihnen saubere, leicht zugängliche und innovative Formen des Nahverkehrs unterstützt werden, mit denen Multimodalität und Mobilität in einem weiter gefassten territorialen Zusammenhang einschließlich der grenzüberschreitenden Mobilität gefördert werden; weist in diesem Zusammenhang darauf hin, dass der Verkehr – sowohl der ruhende als auch der fließende Verkehr – die städtische Umwelt und die Lebensqualität der Bürger in hohem Maße beeinflusst, und ist der Auffassung, dass ein effizientes Verkehrssystem mit einer öffentlich-privaten Partnerschaft gefördert werden kann, bei der die Kosten geteilt werden und die Möglichkeit besteht, ein innovatives und effizientes System öffentlicher Aufträge zu dem Zweck aufzubauen, beträchtliche Einsparungen zu verwirklichen und Fachwissen und Kenntnisse auf der Ebene von Behörden gemeinsam zu nutzen; weist darauf hin, dass das Partnerschaftsprinzip bei der Programmplanung und der Umsetzung der operationellen Programme beachtet werden muss, damit auch Sozialpartner, Berufsverbände, Forschungseinrichtungen und Unternehmen umfassend eingebunden sind;

5. herinnert eraan dat de Unie voor grote uitdagingen staat op het gebied van herindustrialisering, energietransitie en digitale apparatuur, waarvoor aanzienlijke investeringen nodig zijn; gelooft dat ondernemingen die gericht zijn op kortetermijnwinst over het algemeen niet in staat zijn de langetermijninvesteringen te waarborgen die noodzakelijk zijn voor een terugkeer naar duurzame, inclusieve groei; stelt dat het de verantwoordelijkheid van de overheidsinstanties is om deze investeringen, die aanzienlijke werkgelegenheidsmogelijkheden bieden, te stimuleren; is van mening dat het mededingingsbeleid dergelijke toekomstgerichte investeringen niet mag afremmen; merkt voorts op dat er op de Europese arbeidsmarkten sprake is van een discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden, en dat sociale investeringen in onderwijs, opleiding en verbetering van vaardigheden met het oog op de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, de doelstellingen van het mededingingsbeleid eerder aanvullen dan belemmeren;
5. erinnert daran, dass sich die Union im Zusammenhang mit der Reindustrialisierung, der Energiewende und der Digitaltechnik großen Herausforderungen gegenübersieht, die umfangreiche Investitionen erforderlich machen; ist der Auffassung, dass Unternehmen, die auf kurzfristige Rendite abzielen, im Allgemeinen weniger in der Lage sind, diese Investitionen, die langfristig für eine Rückkehr zu nachhaltigem und inklusivem Wachstum notwendig sind, sicherzustellen; vertritt die Auffassung, dass es in der Zuständigkeit der Behörden liegt, diese Investitionen zu fördern, die ein großes Beschäftigungspotenzial aufweisen; ist der Ansicht, dass die Wettbewerbspolitik diese Investitionen in die Zukunft nicht behindern darf; stellt des Weiteren fest, dass ein Problem des europäischen Arbeitsmarktes darin besteht, dass sich die Qualifikationen von Arbeitssuchenden und die von Arbeitgebern geforderten Qualifikationen nicht decken, und dass soziale Investitionen in Bildung, Schulungen und Weiterqualifizierung, mit denen die Jugendarbeitslosigkeit bekämpft werden soll, die Ziele der Wettbewerbspolitik ergänzen und nicht im Widerspruch zu ihnen stehen;