Aangezien het middel, in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met die twee verdragsbepalingen, niet preciseert in welk opzicht de door de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens gewaarborgde grondrechten zouden zijn geschonden, is het onontvankelijk.
Da der Klagegrund insofern, als er aus einem Verstoß gegen die Artikel 10, 11 und 191 der Verfassung in Verbindung mit diesen beiden Vertragsbestimmungen abgeleitet ist, nicht präzisiert, inwieweit gegen die durch die Artikel 3 und 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention garantierten Grundrechte verstoßen würde, ist er unzulässig.