Zoals het Hof bij zijn arrest nr. 158/2014 (B.8) heeft geoordeeld, is het criterium van de lichamelijke ongeschiktheid niet relevant om het bekritiseerde verschil in behandeling te vestigen, aangezien de wetgever personen die wegens lichamelijke ongeschiktheid ambtshalve op pensioen worden gesteld, niet verbiedt om, indien zij daartoe de wil en de mogelijkheid hebben, binnen de grenzen van bepaalde maximumbedragen te werken en aangezien die personen, zodra zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, hun pensioen onbeperkt met een beroepsinkomen mogen cumuleren.
Wie der Gerichtshof in seinem Entscheid Nr. 158/2014 (B.8) geurteilt hat, ist das Kriterium der körperlichen Untauglichkeit nicht relevant, um den bemängelten Behandlungsunterschied einzuführen, da der Gesetzgeber es den wegen körperlicher Untauglichkeit von Amts wegen in den Ruhestand versetzten Personen nicht verbietet zu arbeiten, wenn sie dazu den Willen und die Möglichkeit haben, innerhalb gewisser Obergrenzen, und da diese Personen, sobald sie das Alter von 65 Jahren erreicht haben, ihre Pension ohne Einschränkung gleichzeitig mit einem Berufseinkommen beziehen dürfen.