In een toelichtende memorie doet de verzoeker nog gelden dat de in het geding zijnde bepaling, door voor te schrijven dat twee derden van de rechters in de Rechtbank van eerste aanleg tweetalig dienen te zijn, onredelijk en onevenredig is ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel en de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt; hij formuleert een aan het Hof voor te leggen prejudiciële vraag waarvan de bewoordingen letterlijk in de verwijzingsarresten zijn overgenomen.
In einem Erläuterungsschriftsatz macht der Kläger noch geltend, dass die beanstandete Bestimmung, indem sie vorschreibt, dass zwei Drittel der Richter des Gerichts erster Instanz zweisprachig sein müssen, unvernünftig und unverhältnismässig sei in bezug auf das durch den Gesetzgeber angestrebte Ziel und gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse; er formuliert eine dem Hof vorzulegende präjudizielle Frage, deren Wortlaut wörtlich in den Verweisungsurteilen übernommen wurde.