In een aantal arresten [12] heeft het Hof van Justitie herhaald dat het recht om op het grondgebied van de lidstaten te verblijven, door artikel 18 van het EG-Verdrag rechtstreeks aan iedere burger van de Unie wordt toegekend en de noodzaak benadrukt om het recht van vrij verkeer in het licht van de grondrechten uit te leggen en met name van het recht op bescherming van het gezinsleven en het evenredigheidsbeginsel.
In mehreren Urteilen [12] wies der Gerichtshof nochmals darauf hin, dass sich das Aufenthaltsrecht jedes Unionsbürgers im Hoheitsgebiet eines Mitgliedstaats unmittelbar aus Artikel 18 EG-Vertrag ergibt, und unterstrich die Notwendigkeit, das Recht auf Freizügigkeit im Lichte der Grundrechte und insbesondere des Rechts auf den Schutz des Familienlebens und des Grundsatzes der Verhältnismäßigkeit auszulegen.