Volgens de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 2284, brengt de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling teweeg tussen, enerzijds, de personen die bij
het W.A.I. G.P. een aanvraag hebben ingediend tot tegemoetkoming voor een gespecialiseerde studie- of beroepsoriëntering, een beroepsopleiding, het uitoefenen van een beroepsbezigheid, de sociale integratie en de inschakeling in het arbeidsproces, of een materiële hulp (artikel 5.1 van het besluit van 4 juli 1996) en, anderzijds, de personen die bij
het W.A.I. G.P. een aanvraag hebben ingediend tot tegem ...[+++]oetkoming voor een vroegtijdige hulpverlening, voor de kosten voor huisvesting, dagonthaal, onderhoud, behandeling en opvoeding, voor een plaatsing in gezinnen, voor een bijstand om activiteiten van het dagelijkse leven te verrichten of voor een begeleiding (artikel 5.2 van het besluit van 4 juli 1996).Der dritten präjudiziellen Frage in der Rechtssache Nr. 2284 zufolge führt die beanstandete Bestimmung zu einem Behandlungsunterschied zwischen den Personen, die
bei der WAEBP einen Antrag eingereicht haben auf Beihilfe für eine spezialisierte Studien- oder Berufsorientierung, eine Berufsausbildung, die Ausübung einer Berufstätigkeit, die soziale und berufliche Integration oder auf eine materielle Hilfe (Artikel 5.1 des Erlasses vom 4. Juli 1996), und den Personen, die
bei der WAEBP einen Antrag eingereic ...[+++]ht haben auf Unterstützung in bezug auf eine Frühhilfe, auf die Kosten für Unterbringung, Tagesbetreuung, Unterhalt, Behandlung und Erziehung, auf eine Unterbringung in Familien, auf Hilfestellung bei Verrichtungen des täglichen Lebens oder auf eine Begleitung (Artikel 5.2 des Erlasses vom 4. Juli 1996).