Wat het eerste middel betreft, voeren de bestreden normen een discriminatie in op grond van de nationaliteit, die verboden is zowel door het E.G.-Verdrag als door het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, vermits een inschrijvingsgeld wordt opgelegd als toegangsvoorwaarde tot de studie voor de buitenlandse studenten die onderdanen zijn van een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
In bezug auf den ersten Klagegrund führten die angefochtenen Normen eine Diskriminierung auf der Grundlage der Staatsangehörigkeit ein, was sowohl durch den EG-Vertrag als auch durch das erste Zusatzprotokoll zur Europäischen Menschenrechtskonvention verboten sei, weil eine Einschreibungsgebühr als Bedingung für den Zugang der Studenten, die Staatsangehörige eines anderen Mitgliedstaates der Europäischen Union seien, zum Studium auferlegt werde.