In de memorie van toelichting van de bestreden wet wordt aangegeven dat de wetgever tot doel had, met de voormelde bepaling, het probleem van het « dubbel voordeel » op te lossen dat zich voordeed wanneer een contractueel personeelslid vast werd benoemd en dat voortkwam « uit
het feit dat als er aanvullende voordelen [waren] opgebouwd tijdens de periode van de contractuele diensten, [het benoemde personeelslid] recht [zou] heb
ben wanneer hij met pensioen gaat op : enerzijds het pensioen van de openbare sector voor de gehele loopbaan,
...[+++]met inbegrip van de contractuele diensten; anderzijds, krachtens de [wet op de aanvullende pensioenen], de verworven aanvullende prestatie opgebouwd tijdens de periode van de contractuele diensten » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1770/001, p. 43).In der Begründung zum angefochtenen Gesetz heisst es, dass der Gesetzgeber mit der vorerwähnten Bestimmung bezweckte, das Problem des « doppelten Vorteils » zu lösen, das im Falle einer endgültigen Ernennung eines Vertragsbediensteten bestand und sich ergab « aus dem Umstand, dass in dem Fall, wo ergänzende Vorteile während des Zeitraums der vertraglichen Dienste gebildet worden waren, [der ernannte Bedi
enstete] bei seiner Pensionierung Folgendes erhielt: einerseits seine Pension des öffentlichen Sektors für die gesamte Laufbahn, einschliesslich der vertraglichen Dienste; andererseits aufgrund des [Gesetzes über ergänz
ende Pensi ...[+++]onen] die erworbene ergänzende Leistung, die während des Zeitraums der vertraglichen Dienste gebildet wurde » (Parl. Dok., Kammer, 2010-2011, DOC 53-1770/001, S. 43).