In zoverre de verzoekende partijen, in samenhang met de andere in het middel beoogde bepalingen, de schending aanvoeren van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, stelt het Hof, zonder dat het nodig is te onderzoeken of die bepaling op de in het geding zijnde zaak van toepassing is, vast dat de verzoekende partijen er geen enkel argument uit afleiden dat verschilt van die welke ze afleiden uit de grondwetsbepalingen waarmee zij die bepaling combineren.
Insofern die klagenden Parteien in Verbindung mit den anderen, im Klagegrund erwähnten Bestimmungen einen Verstoss gegen Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention geltend machen, stellt der Hof fest, ohne dass es notwendig ist zu prüfen, ob diese Bestimmung im vorliegenden anwendbar ist, dass die klagenden Parteien daraus keinerlei Argument ableiten, das sich von denjenigen unterscheidet, die sie aus den Verfassungsbestimmungen, mit denen sie diese Bestimmung verbinden, ableiten.