Voor de berekening van de in § 2.1. van dit artikel bedoelde ononderbroken activiteitsperiodes wordt rekening gehouden met de tijd doorgebracht in een ander ministerieel Kabinet dan dat waarvan het personeelslid deel uitmaakt, voor zover er geen activiteitsonderbreking geweest is tussen het einde en het begin van de functies binnen de ministeriële kabinetten.
Für die Feststellung der in Paragraph 2.1 des vorliegenden Artikels erwähnten ununterbrochenen Tätigkeitsperiode wird die Dienstzeit berücksichtigt, die in einem anderen ministeriellen Kabinett verbracht wurde, als dem Kabinett, von dem das Personalmitglied abhängt, insofern die Tätigkeiten zwischen dem Ende und dem Antritt des Amtes innerhalb der ministeriellen Kabinette nicht unterbrochen wurden.