De memorie met verantwoording die R.G. ter post heeft afgegeven op dinsdag 8 juli 2014, nadat hem op 19 juni 2014 de conclusies van de rechters-verslaggevers ter kennis zijn gebracht bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, is niet ontvankelijk, nu die memorie niet is ingediend binnen de bij artikel 71, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof voorgeschreven termijn van vijftien dagen.
Der Begründungsschriftsatz, den R.G. am Dienstag, dem 8. Juli 2014 bei der Post aufgegeben hat, nachdem ihm am 19. Juni 2014 die Schlussfolgerungen der referierenden Richter per Einschreiben mit Rückschein notifiziert worden waren, ist unzulässig, da dieser Schriftsatz nicht innerhalb der durch Artikel 71 Absatz 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof vorgeschriebenen Frist von fünfzehn Tagen eingereicht worden ist.