Betreffende de geldigheidsduur in Nederland van een door een andere lidstaat afgegeven rijbewijs komt het Hof tot de slotsom dat de berekeningswijze die is gekozen om de datum te bepalen vanaf wanneer de houders moeten voldoen aan de voorwaarden van de nationale voorschriften van de lidstaat van ontvangst, waarin de geldigheid vanaf de datum van afgifte van het betrokken rijbewijs wordt berekend, niet kan worden aangemerkt als een schending van het beginsel van onderlinge erkenning van rijbewijzen.
In Bezug auf die Gültigkeitsdauer eines von einem anderen Mitgliedstaat ausgestellten Führerscheins in den Niederlanden gelangt der Gerichtshof zu dem Ergebnis, dass die für deren Berechnung und damit zur Feststellung des Datums, von dem an die Inhaber den Anforderungen gemäß den nationalen Bestimmungen des Aufnahmemitgliedstaats entsprechen müssten, gewählte Methode, wonach die Gültigkeit ab dem Tag der Ausstellung des betreffenden Führerscheins läuft, nicht als Verstoß gegen den Grundsatz der gegenseitigen Anerkennung von Führerscheinen angesehen werden könne.