Het Hof was van mening dat het toekennen aan een instelling van het recht om afgeleide rechtsbronnen te creëren die de modaliteiten voor de aanneming van een handeling bemoeilijken of vergemakkelijken erop zou neerkomen dat aan die instelling een wetgevende bevoegdheid wordt toegekend die verder gaat dan wat door het Verdrag is bepaald.
Würde einem Organ die Möglichkeit zur Schaffung abgeleiteter Rechtsgrundlagen gegeben, sei es im Sinne einer Verschärfung oder einer Erleichterung der Modalitäten des Erlasses eines Rechtsakts, so liefe dies nach Auffassung des Gerichtshofs darauf hinaus, ihm eine Rechtsetzungsbefugnis zu verleihen, die über das im Vertrag vorgesehene Maß hinausginge.