2. Schendt artikel 146, derde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals toegevoegd door artikel 4 [lees : 7] van het decreet van 4 juni 2003, het door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde gelijkheidsbeginsel doordat de strafbaarheid van de instandhouding van een
stedenbouwmisdrijf afhankelijk wordt gemaakt van het aanwezig zijn van omwonenden en het veroorzaken van onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder
voor die omwonenden zodat er een ongelijke behande
ling besta ...[+++]at tussen personen die een stedenbouwmisdrijf hebben gepleegd dat geen onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder voor omwonenden veroorzaakt (en die dus niet voor de instandhouding van de onwettige toestand kunnen worden gestraft) en personen die een stedenbouwmisdrijf hebben gepleegd dat echter wel onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder voor omwonenden veroorzaakt (en die dus wel voor de instandhouding van de onwettige toestand kunnen worden gestraft), zonder dat dit verschil in behandeling berust op een objectief criterium en het redelijk verantwoord is ?2. Verstösst Artikel 146 Absatz 3 des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt
durch Artikel 4 [zu lesen ist: 7] des Dekrets vom 4. Juni 2003, gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheitsgrundsatz, indem er die Strafbarkeit der Aufrechterhaltung einer städtebaulichen Straftat von der Anwesenheit von Anrainern und der Verursachung von für diese Anrainer unzumutbaren städtebaulichen Beeinträchtigungen abhängen lässt, so dass eine Behandlungsungleichheit entsteht zwischen denjenigen, die eine städtebauliche Straftat begangen haben, die keine für die Anrainer unzumutbaren städteb
...[+++]aulichen Beeinträchtigungen verursacht (und die somit nicht wegen der Aufrechterhaltung einer städtebaulichen Straftat bestraft werden können), und denjenigen, die eine städtebauliche Straftat begangen haben, die aber wohl für die Anrainer unzumutbare städtebauliche Beeinträchtigungen verursacht (und die somit wohl wegen der Aufrechterhaltung einer städtebaulichen Straftat bestraft werden können), ohne dass dieser Behandlungsunterschied auf einem objektiven Kriterium beruht und vernünftig gerechtfertigt ist?