Uiteindelijk werd besloten af te zien van een vergoeding van 5 pct., en die vergoeding tot 3 pct. te beperken, rekening houdend met het feit dat buitengewone prestaties en kosten afzonderlijk vergoed zouden worden (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1102/3, pp. 111-115).
Schliesslich wurde beschlossen, von einer Vergütung in Höhe von fünf Prozent abzusehen und diese Vergütung auf drei Prozent zu begrenzen, wobei dem Umstand Rechnung getragen wurde, dass aussergewöhnliche Leistungen und Kosten getrennt vergütet werden sollten (Parl. Dok., Senat, 1990-1991, Nr. 1102/3, SS. 111-115).
