In de tweede prejudiciële vraag wordt de voorwaarde van « het gewettigd zijn door buitengewone omstandigheden » waaraan de wederinschrijving van een geschrapte advoc
aat is onderworpen, aldus geïnterpreteerd dat eraan is voldaan « wanneer de geschrapte advocaat
blijk geeft van een zodanig gewijzigde instelling dat niet gevreesd moet worden voor de waarborging van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van de rechtzoekende » en wordt artikel 472, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, aldus geïnterpreteerd, ter toetsi
...[+++]ng aan de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet aan het Hof voorgelegd.
In der zweiten präjudiziellen Frage wird die Bedingung der « Rechtfertigung durch aussergewöhnliche Umstände », der ein gestrichener Rechtsanwalt unterliegt, dahingehend ausgelegt, dass sie erfüllt ist, « wenn der gestrichene Rechtsanwalt von einer derart geänderten Einstellung zeugt, dass nicht zu befürchten ist, dass er seinen Beruf nicht ordnungsgemäss im Hinblick auf die Vertretung der Interessen des Rechtsuchenden ausüben würde », und wird der so ausgelegte Artikel 472 § 1 des Gerichtsgesetzbuches dem Hof zwecks Prüfung anhand der Artikel 10, 11 und 23 der Verfassung vorgelegt.