Teneinde de onafhankelijkheid van de Algemene Inspectie ten aanzien van de diensten van de lokale politie en de federale politie te waarborgen, vermocht de wetgever redelijkerwijs aan te nemen dat de evaluatie van een lid van de Algemene Inspectie die in de graad van commissaris, respectievelijk van hoofdinspecteur van politie is benoemd en die kandidaat is, respectievelijk voor een bevordering door verhoging in graad of voor een bevordering door overgang naar een hoger kader, dient te geschieden door een binnen de Algemene Inspectie opgerichte commissie.
Um die Unabhängigkeit der Generalinspektion von den Diensten der lokalen Polizei und der föderalen Polizei zu gewährleisten, konnte der Gesetzgeber vernünftigerweise annehmen, dass die Beurteilung eines Mitglieds der Generalinspektion, das in den Dienstgrad eines Polizeikommissars beziehungsweise -hauptinspektors ernannt worden ist und sich bewirbt um eine Beförderung durch Aufsteigen in einen höheren Dienstgrad oder durch Aufsteigen in einen höheren Kader, durch eine innerhalb der Generalinspektion eingesetzte Kommission erfolgen muss.