21. acht het noodzakelijk dat de Europese Unie nauwe
r samenwerkt met de landen die op landbouwgebied een gemeenschappelijke visie met haar delen, met name de G10-landen en de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan); is derhalve van mening dat de openstelling van de communautaire markt die het resultaat is van nieuw aangegane verbintenissen, in de eerste plaats aan de minst ontwikkelde landen (MOL's) en de ACS-landen moet zijn voorbehouden; heri
nnert eraan dat ten volle rekening moet worden gehouden met de moeil
...[+++]ijkheden die gepaard gaan met het uithollende effect van de preferentiemarges waarover deze landen beschikken;
21. stellt fest, dass die Europäische Union ihre Beziehungen zu den Ländern, die ihre agrarpolitischen Vorstellungen teilen, insbesondere den G10-Staaten und den Staaten des afrikanischen, karibischen und pazifischen Raums (AKP), verstärken muss; ist daher der Auffassung, dass die Öffnung des Gemeinschaftsmarktes infolge der neuen Verpflichtungen vorrangig den am wenigsten entwickelten Ländern und den AKP-Staaten vorbehalten sein muss; fordert die volle Berücksichtigung des Problems der Erosion der diesen Ländern eingeräumten Präferenzspannen;