Wanneer de kandidaten voor een ambt van lid van het onderwijzend personeel in een Franstalige gemeentelijke basisschool van een randgemeente in het bezit zijn, zoals blijkt uit de verwijzingsarresten nrs. 140.805 en 140.803, van een bewijs waaruit blijkt dat zij het Frans als onderwijstaal kennen, is het gerechtvaardigd te eisen dat zij een kennis hebben van het Nederlands, met toepassing van de voormelde artikelen 23 en 27 van de bestuurstaalwet.
Wenn die Bewerber um ein Amt als Mitglied des Lehrpersonals einer französischsprachigen kommunalen Grundschule einer Randgemeinde, wie aus den Verweisungsurteilen Nr. 140. 805 und 140.803 hervorgeht, im Besitz eines Nachweises sind, aus dem hervorgeht, dass sie das Französische als Unterrichtssprache beherrschen, ist es gerechtfertigt zu verlangen, dass sie eine Kenntnis des Niederländischen haben in Anwendung der vorerwähnten Artikeln 23 und 27 des Verwaltungssprachengesetzes.