" Met behoud van de toepassing van het eerste lid heeft een kandidaat voor het ambt van godsdienstleerkracht alleen voorrang indien hij in het bezit is van een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs" .
" Unbeschadet von Absatz 1 hat ein Bewerber für das Amt des Religionslehrers nur Vorrang, wenn er im Besitz des erforderlichen oder für ausreichend erachteten Befähigungsnachweises ist" .