7. Voor ambtenaren wier pensioenleeftijd in overeenstemming met artikel 22 van deze bijlage minder dan 65 jaar bedraagt, mag de in artikel 55 bis, lid 2, onder g), van dit statuut bedoelde periode van drie jaar hun pensioenleeftijd overschrijden, zonder echter de leeftijd van 65 jaar te overschrijden.
(7) Im Fall von Beamten, deren Ruhestandsalter gemäß Artikel 22 dieses Anhangs unter 65 Jahren liegt, kann die in Artikel 55a Absatz 2 Buchstabe g des Statuts genannte Dreijahresfrist über ihr Ruhestandsalter hinausgehen, ohne jedoch über das 65.