Uit de uiteenzetting van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het eerste onderdeel van het middel wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 10, 1°bis, vierde lid, tweede zin, van de wet van 17 april 1878 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen, enerzijds, de slachtoffers van een ernstige schending van
het internationaal humanitair recht die een klacht hebben ingediend die wordt bedoeld in artikel 10, 1°bis, derde lid, 1°
...[+++]tot 3°, van de wet van 17 april 1878 en, anderzijds, de slachtoffers van een gemeenrechtelijk misdrijf.Aus den Darlegungen in der Klageschrift geht hervor, dass der Hof im ersten Teil des Klagegrunds gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 10 Nr. 1bis Absatz 4 zweiter Satz des Gesetzes vom 17. April 1878 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, zu befinden, insofern die angefochtene Bestimmung einen Behandlungsunterschied einführe zwischen einerseits den Opfern eines schweren V
erstosses gegen das humanitäre Völkerrecht, die eine Klage im Sinne von Artikel 10 Nr. 1bis Absatz 3 Nrn. 1 bis 3 des Gesetzes vom 17. April 1878 eing
ereicht hä ...[+++]tten, und andererseits den Opfern einer gemeinrechtlichen Straftat.