Bovendien is de door de verzoekende partijen gemaakte vergelijking van hun situatie met die van de commissarissen-auditors in de Dienst Enquêtes P, bedoeld in artikel 135ter, tweede lid, 2°, van de wet van 26 april 2002, zoals het werd ingevoegd bij artikel 36 van de wet van 15 mei 2007, niet van dien aard dat de gegrondheid van de bestreden bepaling opnieuw in het geding wordt gebracht.
Im Ubrigen kann der durch die klagenden Parteien vorgenommene Vergleich zwischen ihrer Situation und derjenigen der Kommissare-Auditoren innerhalb des Enquetendienstes P im Sinne von Artikel 135ter Absatz 2 Nr. 2 des Gesetzes vom 26. April 2002, eingefügt durch Artikel 36 des Gesetzes vom 15. Mai 2007, nicht die Begründetheit der angefochtenen Bestimmung in Frage stellen.