Art. 38. De dienstanciënniteit bedoeld in artikel 35, § 1, 2° en § 2, lid 2, 1° alsmede in artikel 36, § 1, 2° wordt op 30 april van het lopende schooljaar berekend, zoals in artikel 55, § 1, 2°, § 2, § 3 en § 4 bepaald.
Art. 38 - Das in Artikel 35 § 1 Nummer 2 und § 2 Absatz 2 Nummer 1 sowie in Artikel 36 § 1 Nummer 2 erwähnte Dienstalter wird am 30. April des laufenden Schuljahres berechnet, wie es in Artikel 55 § 1 Nr. 2, § 2, § 3 und § 4 vorgesehen ist.